Na onze artikelen over
Dit is het laatste artikel van dit drieluik, waarvan wij hopen dat het u een beter beeld en begrip zal geven van de historische context en de praktijken in verband met het maken van kleding in die tijd.
Terwijl ik onderzoek deed, werd ik verrast door bepaalde punten die ons niet zonder meer aan recente gebeurtenissen deden denken. Ik laat jullie ontdekken :)
Hoewel ik er zeker van ben dat onze geïnformeerde lezers België heel goed kennen, wil ik toch een korte samenvatting geven van de topografie van de gebieden en er wat snelle informatie aan toevoegen over de verschillende belangrijke industrieën die in de 19e eeuw aanwezig waren.
Katoen- en linnenindustrie
Katoenindustrie
Katoenindustrie
Katoenindustrie
Katoenindustrie
Linenindustrie
Wolindustrie
Wolindustrie
Kolenindustrie
Kolenindustrie
Kolenindustrie
Kolenindustrie
Deze regio is nog steeds gespecialiseerd in de textielindustrie en is sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog rijker geworden dankzij de voordelen van zijn haveninfrastructuur.
Het Brussels Gewest, ingesloten in Vlaanderen, omvat de stad Brussel, de hoofdstad van België en van Europa.
De officiële talen zijn Frans en Vlaams.
De textielindustrie in dit gebied wordt in het artikel verder uitgewerkt.
Zeer rijk voor de Tweede Wereldoorlog dankzij gebieden die de opgraving van materialen zoals steenkool mogelijk maakten.
De Walen spreken...Waals, dialecten van het Frans.
Er is een belangrijke aanwezigheid van de katoen-, linnen-, wol- en kolenindustrie.
De meeste industriële revoluties vinden plaats in aantrekkelijke centra en Brussel vormt daarop geen uitzondering. Daarom stel ik voor dat we ons op deze hoofdstad concentreren.
Het is niet altijd gemakkelijk zich een maatschappij voor te stellen waarin confectiekleding nog niet de norm was zoals vandaag. De eerste "Grand magasin" - Au Bon Marché - verscheen in 1852 in Parijs, en het zou nog enkele decennia duren voordat de industrie en de commerciële netwerken er een bijna wereldwijde veralgemening van maakten. Onze studieperiode situeert zich dus op dit scharniermoment, toen naaien nog een gewone noodzaak was voor de meeste mensen, en een onmisbare vaardigheid voor sommigen.
les Cahiers de la Fonderie, n°15, december 1993, “le vêtement et les dessous de la confection” d’Eliane GUBIN en Jean PUISSANT
"Een persoon, ambachtsman die op maat gemaakte kleding maakt; een persoon die de werkplaats runt waar ze gemaakt worden. "Een pak op maat laten maken bij een kleermaker."
Komt de uitdrukking "in een kleermakerij zitten" van dit beroep, waar de kleermaker, zittend op de tafel, met gekruiste benen werkt, zoals rechtsboven op de foto ? ...maar ik dwaal af....
De doelgroep van ons project (arbeidersklasse) kon het zich waarschijnlijk niet veroorloven een kleermaker te betalen voor hun outfits. Toch wil ik de evolutie van dit vak laten zien na de komst van de naaimachine, want de veranderingen waren ook buiten het kleermakersvak zichtbaar: de hele mode-industrie was grondig veranderd.
In het artikel Naaimachines in de 19e eeuw - Deel 1: een korte geschiedenis, werd vermeld dat de creatie van de machine van Barthélemy THIMONNIER heftige reacties had uitgelokt, vooral bij kleermakers, die uit protest zijn atelier in brand hadden gestoken.
Tegenover "Le petit Français Illustré" van 26 september 1891, een voorbeeld van een publicatie waarin de geschiedenis van de uitvinding van Barthelemy Thimmonier wordt besproken: er wordt melding gemaakt van de vijandigheid die men ondervond toen zijn machine werd uitgebracht en van de inspanningen die werden geleverd om zijn machine en die van Elias Howe (Amerikaanse ontwerper van naaimachines) geaccepteerd te krijgen.
Hoewel niet alle kleermakers de naaimachine in hun winkels en/of werkplaatsen gebruikten, zagen anderen er wel brood in: ondernemers.
Er werd een piramidesysteem opgezet met
"Deze markt bood steeds goedkopere produkten aan, omdat ze op arbeid bespaarden, omdat kledingondernemers steeds meer hun toevlucht namen tot onderaanneming en vooral tot een bepaalde vorm van onderaanneming: thuiswerk."
"Waarom kozen deze ondernemers voor een gedecentraliseerd productiesysteem in het fabriekstijdperk, terwijl vanaf 1840 een enorme technische vooruitgang was geboekt met de uitvinding en verdere ontwikkeling van de naaimachine? De argumenten die voor de keuze van de gedecentraliseerde produktie in de kledingindustrie van de 19e eeuw worden aangevoerd, zijn die welke al enkele eeuwen golden voor het "putting-out"-systeem: de betrokken commerciële ondernemers konden zich beperken tot het plaatsen van de bestelling en het afhandelen van de aankoop van grondstoffen en de verkoop van de afgewerkte produkten; alle lasten en kosten in verband met de produktie vielen toe aan de onderaannemers."
[...]
"De grilligheid en onvoorspelbaarheid van de vraag waren niet bevorderlijk voor investeringen in gebouwen en machines die waarschijnlijk gedurende een bepaalde periode van het jaar onbezet of onderbezet zouden blijven. [...] De schaarste en de hoge kosten van grond en gebouwen in de centra (Westeuropese hoofdsteden en grote steden) waren een extra argument tegen de concentratie van de produktie."
(les Cahiers de la Fonderie, n°15, december 1993, “le prix de la confection” van Patricia VAN DEN EEKCHOUT)
In "les cahiers de la Fonderie" nr. 15 van december 1993 leggen Patricia VAN DEN EEKCHOUT en andere auteurs (hierboven en hieronder geciteerd) zeer goed de veranderingen van deze industrie uit. Ik raad u aan dit document te lezen (digitaal formaat, tegen betaling) als u meer wilt weten en de transformaties tot in de 20e eeuw wilt zien.
Neem hiervoor contact op met het documentatiecentrum van La fonderie museum, zij zijn zeer attent en responsief. Bezoek ook het museum als je de kans hebt ;) Het is een bezoek waard.
Tussen de consumenten en de producenten ontstonden geleidelijk groot- en kleinhandelaren, die vanaf het midden van de 19e eeuw zouden uitgroeien tot :
In 1869 werd in de Nieuwstraat in Brussel de beroemde winkel Hirsch et Cie geopend, een echt "damesgenot" zoals Zola het noemde. Deze winkel, bekend bij de Brusselaars, was gespecialiseerd in luxe dameskleding en trok een welgesteld cliënteel aan.
Voor meer informatie over Hirsch Stores raad ik aan "Hirsch & Cie" van Véronique POUILLARD te lezen, gratis verkrijgbaar op de website Academie.edu.
De kranten van die tijd tonen een snelle evolutie van stijlen (voor die tijd) en zetten de bourgeoisie aan tot verandering om "in de mode" te blijven.
"In vergelijking met het hele land bedroeg de werkgelegenheid in de Brusselse kledingindustrie tussen 1896 en 1947 meer dan 20%".
[...]
"In 1896 was de kledingindustrie de belangrijkste sector, zowel wat betreft de werkgelegenheid (werknemers en zelfstandigen) als het aantal vestigingen. De gemeente Brussel telt evenveel werknemers als alle andere gemeenten samen."
(les Cahiers de la Fonderie, n°15, december 1993, “une capitale de la confection” van Michel DE BEULE)
En Belgique, le terme "commune" désigne grosso modo ce que nous appelons arrondissement
A Bruxelles Capitale, il y a 19 communes, dont la commune de Bruxelles
"Zo stelt de kledingindustrie volgens de industriële volkstelling van 1896 in België ongeveer 107.000 mensen te werk (werkgevers, werknemers en arbeiders samen) en staat ze slechts op de tweede plaats na de steenkoolindustrie met ongeveer 122.000 mensen en ruim voor de bouwnijverheid met ongeveer 67.000 mensen. In Brussel staat de kledingindustrie trouwens duidelijk op de eerste plaats: de industriële telling van 1910 vermeldt 11.980 mensen voor de stad Brussel, de tweede grootste sector is de bouwnijverheid met 4.303 mensen."
Beroemd gebouw, vergaderplaats in het centrum van de stad voor de Belgische Arbeiderspartij. Andere hebben ook bestaan in andere steden
[...]
"Een bijzonder onthullend detail van het belang van thuiswerk wordt geleverd door de ervaring van de socialistische kledingcoöperatie in Gent: in de jaren 1880 probeerde de Vooruit Gantois haar arbeiders in de werkplaats te houden om hen humanere werkomstandigheden te bieden. Vanuit het oogpunt van productiviteit en de "kapitalistische" concurrentie waren de resultaten echter zo mager dat het bedrijf in 1898 dit systeem moest opgeven en zijn toevlucht moest nemen tot thuiswerk. Afgeschrikt door de Gentse ervaring paste de kledingproductiecoöperatie van het Volkshuis in Brussel automatisch thuiswerk toe."
[...]
"De uitbreiding van het thuiswerk moet in Brussel in de jaren 1860 en 1870 aanzienlijk zijn versneld, want in 1880 richtten de Brusselse kleermakershandelaars een vakschool voor kleermakers op, de eerste van het land. Als rechtvaardiging voerden ze de afschaffing van de meeste werkplaatsen en de gebreken van het leerlingschap zoals dat door thuiswerkers werd uitgeoefend, aan".
(les Cahiers de la Fonderie, n°15, december 1993, “les tailleurs Bruxellois au 19ème siècle” van Sven STEFFENS)
Als het onderwerp u doet denken dat ik afdwaal, laten we dan samen kijken hoe dit verband houdt met het onderwerp, en het belang ervan vanaf 1860.
Marianne de VREESE schrijft in "l'Association pour l'enseignement professionnel des femmes et les débuts de l'école Bischoffsheim à Bruxelles, 1864-1868" (link naar pdf-document) dat
"In de 19e eeuw vonden veel vrouwen hun broodwinning in de arbeid. Ongeschoold, onderworpen aan een lange leertijd in een vaak ongezonde werkplaats, overgeleverd aan een baas die aanvankelijk erg op winst uit was, waren werkende vrouwen het slachtoffer van allerlei vooroordelen en uitbuiting. Vanaf 1840 werden verschillende pogingen ondernomen om deze situatie te verbeteren. In theorie was het gemakkelijk om de werkplaatsen te bekritiseren en de onwetendheid van de vrouwen aan de kaak te stellen, maar het bieden van een echte en doeltreffende oplossing ontmoedigde velen, terwijl anderen het leken te accepteren."
Er werden instituten opgericht om kleermakers of kleermakers op te leiden, maar helaas bleef het vrouwelijke geslacht altijd buiten schot omdat de Belgische wet van 1850 tot instelling van het officiële onderwijs de opleiding van meisjes en vrouwelijke leerkrachten over het hoofd had gezien: er bleven alleen religieuze scholen en internaten over. Dit gebrek aan perspectief verklaart zeker waarom hun door de werkgevers bekritiseerde "slechte niveau" niet te wijten was aan een gebrekkig intelligentiequotiënt, maar eerder aan de toenmalige onderwijssituatie.
Rond 1860 verspreidde een uit Engeland afkomstige feministische beweging zich naar het continent en werd de burgerlijke maatschappij bezorgd over de opvoeding van de toekomstige huisvrouwen, die de ziel van het huis waren.
De publieke opinie, voornamelijk liberaal en burgerlijk, werd bewogen door de ellende, vooral de morele ellende, van de arbeidersklasse. De wens om het onderwijs uit te breiden tot alle sociale lagen kreeg vorm omdat: "het blijkt dat de intellectuele inferioriteit van de arbeider de oorzaak is van zijn sociale inferioriteit. [...] Integratie is beter dan segregatie als we de gevestigde orde willen handhaven", legt Marianne DE VREESE verder uit.
Het idee won terrein, en er werden pogingen ondernomen om het vak te leren in combinatie met algemeen onderwijs, maar niets hield echt stand, omdat het leerlingschap in de werkplaats plaatsvond, en de bazen meer bezig waren met het leren van het vak en hun productie dan met het onderwijzen van hun werknemers.
Elisa Lemonnier opent de eerste beroepsschool voor meisjes in Parijs, uitsluitend gerund door vrouwen voor jonge vrouwen.
Het programma omvat algemeen onderwijs, gemeenschappelijk beroepsonderwijs en gespecialiseerde cursussen. Deze cursussen staan open voor meisjes vanaf twaalf jaar.
Zoé en haar dochter Isabelle ijverden voor de emancipatie van de vrouw in België. Zij pleitte met name voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen op het gebied van handwerk, omdat het geproduceerde werk van gelijke waarde is.
Ze ijverde ook voor de opening van scholen voor meisjes uit de arbeidersklasse, gefinancierd door de hogere klassen.
Haar dochter Isabelle nam de fakkel over en overschaduwde haar moeder enigszins, maar haar werk blijft opmerkelijk, met name met een middelbare meisjesschool in 1864 in Brussel.
Deze site van de Federatie Wallonië-Brussel geeft uitleg over de moeilijke toegang tot onderwijs voor jonge meisjes in de 19e eeuw als u meer wilt weten.
Jonathan-Raphaël BISCHOFFSHEIM was een financier, een liberaal politicus en onderscheidde zich door zijn filantropische acties.
In 1864 werd de Vereniging voor de beroepsopleiding van vrouwen opgericht, die in 1891 de naam van een van haar belangrijkste oprichters, de heer BISCHOFFSHEIM, aannam.
Deze school is sindsdien voortgezet met het Bischoffsheim Instituut, een middelbare beroepsschool op het gebied van textiel, kunst en kapperskunst.
De scholen promoten hun onderwijs als volgt
en zijn een groot succes!
Bij het zoeken naar voorbeelden van kleermakers vond ik een paar (meestal mannelijke) voorbeelden, en vaak dicht bij de pensionering, waarvan hier een kleine selectie.
De daling van de vraag heeft de ontwikkeling van deze handel gedurende enkele decennia niet bevorderd. Maar als men kan denken dat ze zullen verdwijnen, kan ik u verzekeren dat dit niet het geval is, want de laatste tijd hebben de technieken een zeker prestige herwonnen.
Ik wil graag enkele "beïnvloeders" met u delen die gespecialiseerd zijn in het maken van maatkleding, of het nu gaat om historische, artistieke of gewoon maatkleding.
richtte in 2006 Royal Black op en creëert creatieve stukken met bijzonder precieze kleermakerstechnieken
kleermaker gespecialiseerd in de creatie van historische kostuums, met een focus op ecologie
gespecialiseerd in de reconstructie van laat 19e eeuwse kleding...
en trouwens, zijn grote boek
Zelfs als je nieuw bent in het naaien, raad ik je aan een uitstapje te maken naar Instagram met de hashtags #bespoketailoring of #tailor om je ogen te vergapen aan echte kleermakers aan het werk, die met zoveel gemak prachtige stukken op maat maken...!
Onze adviseur voor styling, financiën en netwerken, Line DE MUNNYNCK, werkt namelijk bij Café Costume, een confectiehuis van de beroemde familie VAN GILS, dat al meer dan 70 jaar mannen en vrouwen kleedt.
Zie hoe deze praktijk van het willen hebben van een mooi pak voor evenementen zich voortzet :)
Gek genoeg kunnen we, nu de COVID-pandemie afneemt, de trends en gedragingen die zich tijdens de inperking(en) ontwikkelden, beter onderzoeken.
Inderdaad, koken, brood bakken, interieur (her)inrichting maar ook ambachten waren populair. Sommige vrienden probeerden een naaimachine te kopen, maar zonder succes, want het succes was zodanig dat de voorraden snel uitgeput raakten.
Ironisch genoeg, als in de 19e eeuw thuis naaien een noodzaak was om zichzelf te onderhouden, was in de 21e eeuw tijdens opsluiting(en) naaien (net als andere ambachten) een noodzaak om de verveling van opsluiting te overwinnen.
Sindsdien is naaien weer in de mode gekomen: we naaien niet meer met een "omastijl", maar het is een coole manier om deel te nemen aan "slow fashion" en "upcycling".
Ik was verrast door het aantal mode- en ontwerpscholen in België, maar vooral in Brussel! Vooral omdat, naar wat ik gelezen heb, veel Fransen daar komen studeren.
Als je toevallig in de mode wilt gaan, heb je alleen al in de Brusselse voorsteden keuze te over!
En als je kleinere steden verkiest boven de grote steden, kun je ook kiezen uit scholen die gespecialiseerd zijn in mode: dit artikel over Mode in België geeft je een overzicht van de verschillende instellingen op dit gebied, zowel in Brussel als nationaal.
In de 19e eeuw maakte de industrialisatie de ontwikkeling van verschillende industrieën mogelijk, zoals die reeds in België bestonden (ik bedoel linnen, wol en katoen).
Over het algemeen deed de Belgische textielindustrie het goed in de 20e eeuw, ondanks conflicten en crisissen.
Deze informatie komt uit het zeer volledige rapport: "voorstudie: Naaien, mode en creatie" Deepak ONNOCKX en Anne VANDERSCHUREN (gratis beschikbaar in PDF) van de Service Francophone des Métiers et des Qualifications, gevalideerd door de Chambre des Métiers op 12/06/2020), dat ik u aanraad te lezen als u zich verder in het onderwerp wilt verdiepen.
De regering zette zich daarom in om de textielindustrie in leven te houden, tot het punt waarop de concurrentie te zwaar werd om door te gaan.
Interessant is dat er in Wallonië-Brussel een industriële erfgoedsite bestaat die de vroeger gebruikte gebouwen onder de aandacht brengt. Hieruit blijkt het belang van het erfgoed van de verschillende industrieën voor het Belgische grondgebied.
In het kader van onze vzw Objet Témoin willen we er binnenkort enkele bezoeken :)
Ik hoop dat ik u het belang heb kunnen laten zien van de komst van de naaimachine in de 19e eeuw, en de belangrijke veranderingen die deze met zich meebracht. Aarzel niet om contact op te nemen als u de ervaringen van uw familie over dit onderwerp wilt delen, of als u constructieve opmerkingen heeft over onze artikelen. Natuurlijk gaat de discussie verder op de Contact ons, Facebook en Instagram pagina's van het project!